Biografie

Pieter Gerhardus Valentijn werd op 7 april 1890 geboren te Monnikendam als zoon van de kapper Johan Va­lentijn en diens vrouw Trijntje Zwart. Zijn eerste vakonderwijs kreeg hij op 13-jarige leeftijd aan de Gemeentelijke Tekenschool te Edam, en hij zette zijn scholing voort aan de RijksNormaalschool voor Teken onderwijzers te Amsterdam, waaraan hij in 1909 de akte M1 en in 1910 de akte M2 behaalde

Hij behaalde in 1909 de akte M1 en in 1910 de akte M2 aan de RijksNormaalschool voor Teken onderwijzers.

Reeds in de jaren 1909-1910 trad hij naast zijn aktestudie als as­sistent aan zijn oude Gemeente­lijke Tekenschool te Edam op, tot hij in december 1910 te Purmerend benoemd werd als leraar rechtlijnig tekenen aan de ‘Tekenschool’ aldaar. In de eerste helft van 1911 werkte hij met de architect A. Jacot mee aan de bouw van het winkelpand van de Fa. Hirsch en Cie, aan het Leidseplein te Amsterdam, en dat tot volle tevredenheid van de ar­chitect, zoals deze schriftelijk verklaarde.

winkelpand van de Fa. Hirsch en Cie Amsterdam

Monnikendam

Dat getuigenis hielp hem onge­twijfeld bij de sprong naar Hoogezand, waar hij in september 1911 tot leraar werd benoemd aan het ‘Instituut Hommes’. Per 1 januari 1912 kreeg hij het leraarschap in bouwkundig en machinetekenen aan de ‘Avondvaktekenschool’ te Hoogezand er bij: brood op de plank voor het gezin Valentijn, want in augustus 1912 trad P. G. in het huwelijk met op 20 april 1890 in Drachten geboren Geertruida Hendrika Arendsz, in maart van dat jaar was Gertruida al voor dit huwelijk lid geworden van de Nederlandse Hervormde Kerk te Watergang, samen krijgen ze één dochter, Catharina Zita Valentijn geboren te Hoogezand op 20 februari 1918.

Op 1 januari 1921 begon voor P. G. Valentijn een nieuwe leraarsbaan in Kampen. Een dubbele baan, aan de Burgeravondschool en aan de Avondschool voor Handwerkslieden, maar eerstge­noemde werd dat jaar nog opge­heven en laatstgenoemde werd gereorganiseerd tot Nijverheids- Avondschool. Valentijn had er tijdelijk een baan aan de Meisjes­school voor Mulo en aan School B bij.

Het gezin Valentijn is op 7 februari 1921 ingeschreven in de burgelijkestand van de gemeente Kampen, de eerste woning die zij betrekken is aan de Burgwal nummer 34, en tijdelijk hebben ze in de Veenvalckstraat gewoond, in de Schoolstraat 12 hebben ze tot 1932 gewoond, hier hadden ze vanaf 1928 Johanna Catharina Hollander als dienstbode inwonend., Het scheen P. G. Valentijn in Kampen voor de wind te zullen gaan, want op 1 september 1921 werd hij benoemd tot tekenle­raar aan het Geref. Gymnasium (weinig lesuren maar wel eerval!) en precies een jaar later kwam hij in vaste dienst als vakonderwijzer tekenen op de Open­bare Ulo voor Jongens en Meisjes (opvolgster van de Meisjes-Mulo) aan de Burgwal. Voorts is hij in 1925 nog tijdelijk leraar aan de Ge­meentelijke HBS geweest ter vervanging van de zieke H. P. M. Kosters

In 1932 verhuist het gezin naar het statige pand aan de Vloeddijk 15, vanaf dat jaar hebben ze de Groningse Ida Kuit als dienstbode inwonend.

De benoeming aan het Geref. Gymnasium (later het Joh. Calvijn- lyceum) bracht uiteindelijk niet de voldoening, die Valentijn er van gehoopt had. Dat had niets te maken met de tekenlessen, maar met de andere kant van zijn inte­resse: de bijbel. Hij bestudeerde de Heilige Schrift en schreef over zijn bevindingen met dezelfde ijver, waarmee hij tekende en schilderde.

Samen met ds. H. W. M. Hupkes, Hervormd predikant te Zwaag- Westeinde, redigeerde hij zelfs een eigen religieus blaadje, dat ‘Tot den vollen dag’ heette. (Uitgever Banda in Kollum). Dat het­geen met name Valentijn daarin schreef, niet altijd klikte met de leer van de Gereformeerde ker­ken, die zo nauw met het Geref. Gymnasium verbonden waren, werd reden tot diens ontslag op 3 mei 1932 als tekenleraar.

Natuurlijk was er een en ander aan voorafgegaan. Bijvoorbeeld een lief briefje gedateerd 9 juli 1930, van één van der bestuursle­den, prof. L. Lindeboom, waarin Valentijn werd uitgenodigd tot ‘een rustige samenspreking … in verband met uw onlangs uitgege­ven geschrift betreffende de volle heiligmaking’. Valentijn reageerde er kinderlijk blij en vereerd op, en schreef terug dat hij zeer verheugd was met de professor te mogen spreken over ‘het voleindigen der heiligmaking in de vreeze Gods’

In 1932 schreef P.G. Valentijn ‘Rechte redenen : een zevental Schriftoverdenkingen’, met een voorwoord van H.W.M. Hupkes een boekje van 112 bladzijden, dat zelfde jaar  komen er in ieder geval nog 3 overdrukken van Rechte redenen uit ‘Bekeering en wedergeboorte’ (p.1-7), Jezus zien (IV. Zacheus, p. 49-64) en Tot de volmaking der heiligen (p. 65-80).

Valentijn, die altijd geloofde in de volmaaktheid van zijn visie, werd het natuurlijk nooit eens met de hoge theologische heren van het Geref. Gymnasium; dat leidde tot zijn ontslag, of formeel beter gezegd – tot zijn niet weder­aanstelling (het dienstverband werd van jaar tot jaar ver­lengd … of niet). Dat gebeurde in het volgende briefje:

Weled. Geb. Heer, De Commissie van Toezicht van het Gereformeerd Gymnasium te Kampen, heeft de eer U mede te delen, dat zij voornemens is U met 1 September a.s. niet meer voor te dragen ter benoeming tot leeraar in het teekenen aan ons Gymnasium. De Commissie van Toezicht voorbenoemd:

L. Lindeboom, voorz. T. Hoekstr, secr

P.G.Valentijn (Collectie SNS Historisch Centrum)

Het is de grootste klap geweest, die Valentijn in Kampen te in­casseren heeft gekregen. – In hoeverre die zijn latere (poli­tieke) standpunt tegenover de maatschappij beïnvloed heeft, is moeilijk na te gaan, maar on­denkbaar is de mogelijkheid niet.

Zijn grote liefde voor het stilleven vertelt iets over zijn schilder­schap: hij hield veel van mooie en van oude, door het leven gelouter­de dingen. Ze inspireerden hem en hadden emotionele betekenis voor hem. Een uitspraak van Valentijn, dat hij al schilderend ‘zijn gevoe­lens uit kon zeggen’ moet wellicht vooral zo verklaard worden, dat hij de emotie van de confrontatie met mooie en oude dingen ver­diept beleefde door ze met liefde en nauwkeurigheid af te beelden.

Dat hij er toe kwam antiek te gaan verzamelen vooral in de latere ja­ren van zijn leven, past daar uitste­kend bij aan. De Kamper Courant schreef in oktober 1938, na een bezoek aan Valentijns woning, op­getekend uit zijn mond: ‘Ik verza­mel nu antiek. Dat is ook al door het schilderen ontstaan, want toen ik eens een stilleventje gemaakt had met een paar tinnen pulletjes erop, kwam vanzelf de lust bij me op, ook daarin door te gaan. – En het resultaat is’, vervolgt de krant, ‘dat aan de Vloeddijk no. 15 een huis staat, dat van parterre tot nok gevuld is met voortbrengselen van schilderkunst, afkomstig van den gelukkigen bezitter zelve, en van oude handwerkkunst, die hij, bij zijn speurtochten langs velden en wegen, in hutten en boerenbehuizingen, kon verzamelen’.

Merkwaardig, en niet direct bij een kunstenaar te verwachten, was het feit, dat zich bij het antiek verzamelen iets ontpopte, dat er bij de schilderijen productie nooit was geweest: handelsgeest. Bij het in- en verkopen van antiek bleek Valentijn ‘gouden hadden’ te heb­ben. Bij oudere veilinghouders werd lang met respect over hem gesproken en zijn naza­ten werden met égards behandeld.

Financieel had Valentijn deze an­tiekhandel ook wel nodig. Reeds het artikel uit ’38 in de Kamper Courant sprak over, ‘voor zoover zijn gezondheidstoestand op het oogenblik dat nog toelaat’. Hij was een chronische lijder aan hoofdpijn (een familiekwaal), die hij manmoedig droeg, maar die hem het werk als tekenleraar wel zeer bemoeilijkte. Op 1 december 1939 werd hij dan ook, op eigen verzoek ontslagen als vakonder­wijzer aan de Openbare Ulo, en aan de Nijverheidsavondschool, onder hartelijke dankzegging voor bewezen diensten en lof als ‘goed collega’.

Het ontslag aan de scholen bete­kende overigens niet, dat hij stil ging leven. Naast de handel in antiek bleef hij schilderen en teke­nen, maar ook de bijbelstudie en het schrijven daarover liet hij niet na.

Zijn geestelijk bezig zijn met de dingen bracht hem overigens tot een even onbegrijpelijke als betreurenswaardige maatschappijvisie, In 1941 werd hij namelijk begunstig lid van de Nationaal Socialistische Beweging, onder No: 14196, en op 26 januari 1942 een voorlopig inschrijving als kandidaat-lid, op 10 februari 1942 is hij als NSB lid ingeschreven onder stamboek nummer 165383, zijn vrouw, G. H. Valentijn-Arends, was per 29 september 1941 ingeschreven als sympathiserend lid onder nummer 0783

Vloeddijk 15 te Kampen in 1937 ten tijde dat Valentijn hier woonde (foto SNS Historisch Centrum)

Men staat toch wel even te kijken, als per vlugschrift aan de ‘kame­raden en kameraadskes’ een bij­eenkomst wordt aangekondigd en aanbevolen, waarop P. G. Valen­tijn uit zal leggen, dat er geen verschil is tussen de bijbel en het nationaal socialisme. Overigens had ook de Friese ds. H. W. M. Hupkes, met wie Valentijn een strijdbaar religieus blaadje redi­geerde, dezelfde weg gekozen, Valentijn en zijn vrouw zijn op 17 april 1945, de dag dat Kampen werd bevrijd, gearresteerd en hij is opgesloten in het bewaringskamp te Wezep, na zijn proces in 1947 is hij vrij gelaten en is zijn in beslag genomen vermogen teruggegeven.

Dat alles doet je vragen, wat deze P. G. Valentijn eigenlijk voor een man was. – Eerder vertelden wij reeds, dat hij zijn eigen visie op de dingen volmaakt achtte: hij had altijd gelijk. Als selfmade theo­loog kon dat tot conflicten leiden. Wie in het eerder genoemde blaadje zijn polemieken las, moest erkennen, dat ze scherp en onaangenaam waren, als van ie­mand, die met een grote mond en de vuist op tafel zijn gelijk ‘be­wijst’.

Hij had overigens geen grote be­hoefte aan mensen om zich heen. Niettemin kwamen de mensen wel op hem af. – Hij was leergierig en in religieuze zaken zwaar op de hand. Hij bezat veel boeken over mystiek – Een zekere mate van humor hielp hem door moeilijke tijden heen. De snelle portretjes, die hij tijdens zijn internering van zijn kampgenoten maakte, waren onartistiek maar soms psycholo­gisch goed getroffen, en uit de bijschriften bleek zijn humor.

P.G.Valentijn (Collectie SNS Historisch Centrum)

Na zijn vrijlating in 1947 verhuisde hij min of meer noodgedwongen van Kampen naar Amsterdam, waar hij zijn intrek nam in het huis van zijn moeder. – In 1954 is er een duidelij­ke verandering merkbaar in zijn karakter en in zijn werk. Hij is zwakker van constitutie geworden (zijn leeftijd is dan 64 jaar) en milder in zijn oordeel. Hij blijft als een echte Valentijn echter altijd bezig. Nu zijn het oude tegels, waarop hij zijn aandacht richt. Hij bestudeert de tegels, en wat hij er tenslotte niet van weet, kan in een klein boekje. Beschadigde te­gels werkt hij bij en interessante, oude exemplaren kopieert hij. Zo­zeer wil hij zich in het handwerk van de tegelschilder verdiepen, dat hij er honderden op kartonnen kaartjes naschildert als echt.

Hij overlijdt op 22 oktober 1959 op 69-jarige leeftijd.

Cathrina Zita (Trina) Valentijn augustus 1921 (Collectie SNS Historisch Centrum)

Valentijn had veel, heel veel antiek in zijn huis Buiksloterdijk 206 te Amsterdam stond alles naast, boven, op en in elkaar — geen tafeltje, geen kast, geen stukje vloer bood nog enige ruimte. En of u nu een stuk vulcanisch glas, de veren van een Argusvogel, oude koekplanken, een opgezette koffervis, een apeschedel, een wajanglamp, muziekdozen, een zandstenen Mariabeeld, een antieke kerkbus, een blokschaaf uit 1720, een vuursteenpistool, een stel slavenboeien, een trommel uit, het Napoleontische leger, de tanden van een zaagvis, koperen beddewarmers, een „vuurmaker” uit 1556 of de besjeskoffiekan met drie kraantjes ter hand neemt…. ja het is alles mooi; zelfs een tegelcollectie, de verzameling was het levenswerk van de oud-gemeentebode Jaap v. d. Lingen in Monnikendam werd opgekocht toen het tegelmuseum werd gesloten.

Na het overlijden van Geertruida Hendriks Arends op 5 april 1968 wordt een belangrijk deel van de antiek collectie geveild op 18 juni en 17 september 1968 door veilinggebouw “de Zon” in Amsterdam.

Iedere antiquair van enige betekenis in Amsterdam kende de heer Valentijn en zijn collectie, in de advertenties voor de veiling werd Valentijn dan ook apart genoemd.

Cathrina Zita (Trina) Valentijn augustus 1921 (collectie Remy Steller)

Zijn dochter, Cathrina Zita Valentijn geb. in 1918, en enigst kind, woonde in Amsterdam. Haar huis hing vol met schilderijen van haar vader, na het overlijden van haar man, Jan van de Kamp, heeft zij nog vrij lang in het Amsterdamse huis gewoond en uiteindelijk in een bejaardenhuis in Kampen gekomen en daar op 88-jarige leeftijd overleden.

Het Nieuw Kamper dagblad vermeld in juli 1978 dat de Culturele-Commissie van de gemeente Kampen heeft besloten, ge­durende een zekere periode in ’79, de Koornmarktspoort (tentoonstellingscentrum) ter beschikking te stellen voor een expositie van schilderijen en tekeningen van wijlen P. G. Valentijn (1890-1959), te­kenaar en vrij schilder, werkzaam te Kampen tussen 1921 en 1947.

Een wel wat verlaat eerbewijs voor een oud stadgenoot, wiens nimmer aflatende ij­ver een enorme hoeveelheid werk heeft nagelaten: talloze, in stofuitdrukking knappe stillevens, bijvoorbeeld, maar ook honderden topografische interessan­te schetsjes van Kampen en omgeving, die in Kamper bezit meerzijdige waarde zouden hebben.

Huwelijk dochter Cathrina Zita Valentijn met Jan van de Kamp (Collectie SNS Historisch Centrum)